EEN
OTTER
I
Onderwaterogen, het spekgladde lijf
van een paling, vis noch beest is de otter:
Vierpotig en toch
toegerust voor het water, om de vis te overtreffen;
Met
bevliesde voeten en lange sturende staart
En een
ronde kop als een kater op leeftijd.
Brengt de legende over hemzelf voort
Van voor oorlogen of begrafenissen, ondanks jachthonden en stokken tegen
gebroed;
Schiet niet wortel
zoals de das. Zwerft rond, krijst;
Rent
langs land waar hij niet meer toe behoort;
Schiet
al smeltend het water in.
Niet van water noch land. Op zoek
Naar een of andere wereld verloren bij de eerste duik en sindsdien
onbereikbaar,
Sleept zijn
veranderde lijf in de diepe spelonken van meren;
Alsof
hij blind is, splijt de stroming van de rivier
Totdat
hij het grint van de bron likt; van zee
Tot zee steekt hij over in drie nachten
een ware meester in het verbergen. Schreeuwend naar de oude vormen
Van het
sterrenverlichte land, over verzonken hoeven waar vleermuizen
Omheen
vlagen zonder antwoord. Totdat eerste licht en vogelzang aanbreken
Hobbelend
over de wegen met de melkwagen.
An
Otter
|