LÉOPOLD SÉDAR SENGHOR (1906-2001) |
|
SNEEUW OVER PARIJS
Heer, gij hebt Parijs bezocht op deze dag, uw geboortedag
Omdat het bekrompen en slecht is geworden
Gij hebt het gezuiverd met onkreukbare koude
Met witte dood
Hedenochtend, tot aan de fabrieksschoorstenen
die getooid met witte slierten eenstemmig zingen
“Vrede gij allen Mensen van goede wil!”
Heer, gij hebt de sneeuw van uw vrede aangeboden
Aan een verdeelde wereld, aan een verdeeld Europa
Een verscheurd Spanje
En de joodse en katholieke rebellen hebben hun veertienhonderd
Kanonnen afgevuurd op de berg van uw Vrede.
Heer, ik heb uw witte koude aanvaard die feller bijt dan het zout.
En zie, mijn hart smelt als sneeuw onder de zon.
Ik vergeet
De witte handen die de geweerschoten afvuurden
Die de heerschappijen deden instorten
De handen die de slaven geselden, die u striemden
De poederachtige witte handen die u sloegen,
De poederachtige opgemaakte handen die mij sloegen
De stevige handen die mij overleverden aan de eenzaamheid aan de haat
De witte handen die het bos van onbuigzaam harde lontarpalmen velden
Dat Afrika regeerde, in Afrika’s hart, gelijk de Sara-mannen
Die mooi als de eerste mensen in uw bruine handen ontstonden.
Zij velden het zwarte woud om er spoorbielzen van te maken
Zij velden de wouden van Afrika om de beschaving te redden,
Die het aan menselijke grondstoffen ontbrak.
Heer, ik zal nooit door mijn voorraad haat heen raken,
Ik besef dit, voor de diplomaten die hun lange hondentanden tonen
En die morgen het zwarte vlees verhandelen.
Mijn hart, Heer, is met de zon van uw zachtheid versmolten
Als de sneeuw op de daken van Parijs.
Hij schijnt zacht op mijn vijanden, op mijn broeders
Met de witte sneeuwloze handen
Ook vanwege de dauwzachte handen, ’s avonds,
Over mijn gloeiende wangen.
|
|
|
|
|