Index  index

ENKELE REACTIES

DICHTERS OP VOSSENJACHT NU ZELF GEVANGEN

Die felle… heet een bij de Maastrichtse uitgeverij Gianni verschijnende bundel met veertig gedichten waarin de vos voorkomt. Ze werden bijeengebracht door Emma Crebolder en Albert Hagenaars.

Het lijkt wel alsof de in Maastricht wonende dichteres Emma Crebolder is voorbestemd om een bloemlezing van vossengedichten samen te stellen. Ze werd in 1942 geboren in het Zeeuws-Vlaamse Sint-Janssteen, zo’n beetje op de grens met Vlaanderen. Het is de streek waar volgens kenners het oude verhaal van Reinaert de Vos speelt.
“Het verhaal over de vos fascineerde me vanaf mijn jeugd”, vertelt ze. “Als ik door de omgeving zwierf, was ik me er erg van bewust dat hij daar ergens zijn avonturen had beleefd. Bovendien werd in het vlakbij Sint-Janssteen gelegen Hulst elk jaar een Reinaert-optocht gehouden. Daar deden we als leerlingen van de middelbare school aan mee. Zo zat de vos verweven in mijn leven.”
In de jaren erna, waarin ze naar Venlo en vervolgens naar Maastricht verhuisde, verdween Reintje naar de achtergrond. Halverwege de jaren negentig keerde hij echter terug. In de weelderige tuin van haar huis is Maastricht stond ze opeens oog in oog met een vos.
“Dat was een bijzondere ervaring. Een soort schrik maar ook een vorm van welbehagen. Het was een geluksmoment. Normaal zie je een vos alleen maar dood. Levend zie je hem bijna niet, eigenlijk alleen bij toeval.”
De ontmoeting bracht Reinaert terug in haar leven. Ze raakte opnieuw gefascineerd en verdiepte zich in de levenswijze en geschiedenis van de vos.
“Het algemene beeld van de vos is dat van een slim en gemeen dier. Mensen zijn vaak vervuld van haat jegens de vos. Bijvoorbeeld omdat hij uit pure moordlust kippen de nek door zou bijten. Maar dat klopt helemaal niet. De vos doodt niet om het doden maar alleen als hij honger heeft. In werkelijkheid is het een heel verscholen, sober en eenzaam levend dier. Het houdt van noten, bessen en woelmuizen. Dat de vos zich door de eeuwen heen als booswicht heeft laten afschilderen, betekent misschien wel dat het dier helemaal niet zo slim is.” 

 

MIJN KLEINE TIJD

In alle talen sluipt hij rond

mijn vos, als renard of mbweha,

was hij foha, was hij puccha.

Zijn naam werd verhaal en

omgekeerd. In Japan bracht

hij het tot Vossengoed, Inari.

 

Tot het hoogste, tot

het laagste. Ik volg hem

opgejaagd door schrik

en welbehagen. Noem

en voel hem mijn kleine tijd,

mijn roof, mijn gave.

 

Emma Crebolder

 

De hernieuwde fascinatie leidde tot het ontstaan van een aantal gedichten over het dier, die in 1998 bijeen werden gebracht in de bundel Dansen Met Een Vos. Daarin droeg ze niet alleen haar liefde voor de vos uit maar gebruikte hem ook als metafoor voor iets schimmigs, iets mysterieus. Bovendien liet ze zien dat het dier voor haar ook een symbool is voor wat je met taal kunt doen. Gevolg van publicatie van de bundel was dat ze alom werd gezien als ‘’vossendichteres’.
Het predikaat vormde voor collega-dichter Albert Hagenaars, eveneens behept met grote sympathie voor het dier, reden om haar te benaderen voor de samenstelling van een bundel vossengedichten. Samen gingen de dichters op vossenjacht in de Nederlandse literatuur. Uitgangspunt was dat ze juist niet het beeld van de sluwe en gemene vos wilden presenteren.
Crebolder: “We wilden vooral andere aspecten van het dier benadrukken. We gingen er vanuit dat er heel veel gedichten over de vos waren om uit te kiezen maar dat bleek niet waar..”
Uiteindelijk vonden ze er 65, waarvan er veertig werden gebruikt. Opmerkelijk is dat in veel van de geselecteerde gedichten wordt geschreven over vluchtige ontmoetingen met het dier en dat er vaak dode vossen in voorkomen.
“De dichters schrijven vooral over het verborgene, het onverwachte en het mysterieuze van de vos. Ze gebruiken dat om de werkelijkhedi om te keren,” stelt Crebolder. Ze voegt eraan toe dat bewust is gekozen voor werk van hedendaagse dichters. Alleen een fragment uit Van den vos Reynaerde en het gedicht De vos en de raaf van J. Kramers JZ is van ouder datum.
De vossenjacht heeft heel wat opgeleverd. “Toch krijgen we hem ook met deze bundel niet te pakken,” bekent de Maastrichtse dichteres. “Hij blijft mistig en mysterieus.”  
De bundel is dan ook bedoeld om de lezer zelf op jacht te laten gaan naar het dier. Misschien gaat het dan net als bij Crebolder en Hagenaars precies andersom en wordt hij gevangen door de vos.

ADRI GORISSEN, LIMBURGS DAGBLAD / DAGBLAD DE LIMBURGER. 03-06-2005

 

DICHTERS OP VOSSENJACHT

Velen zien de vos als een sluwe killer. Voor dichters is het een mysterieus dier dat hen inspireert. Dichteres Emma Crebolder uit Maastricht is al sinds haar jeugd in Sint Jansteen gefascineerd door de vos. Samen met dichter Albert Hagenaars uit Bergen op Zoom stelde zij de bundel Die Felle…Gedichten over vossen samen.
Emma Crebolder en Albert Hagenaars leerden elkaar een jaar of vijf geleden kennen op een literaire avond in literair café DeN Hopsack in Antwerpen. Hagenaars was opgetogen over de bundel gedichten die Crebolder had geschreven, Dansen Met Een Vos: ‘Ik heb echt genoten van de tegenstrijdigheden van de vos die ze aan bod liet komen. Bovendien stonden er geweldige tekeningen bij, bijvoorbeeld van een vos met jarretels. Een vos heeft in de literatuur een sterke erotische symboliek.’
Emma Crebolder wordt met de dichter Peter Holvoet-Hanssen gezien als vossendichter. Ze is in 1942 geboren in Zeeuws-Vlaanderen, in Sint Jansteen: ‘Dat grensgebied met België is de streek waar het Middeleeuws magnum opus Van den Vos Reynaerde speelt. Dat verhaal fascineerde mij al in mijn jeugd. In Hulst werd ieder jaar een Reynaert-optocht gehouden. Daar deden wij als leerlingen van de middelbare school aan mee. Ik ben vooral literair gefascineerd door de vos. Hij is meer dan welk ander dier ook een literair verschijnsel. Het Reynaert-verhaal is één grote metafoor. Het gaat om politieke misstanden. Reynaert wordt aangeklaagd maar weet zich met woorden te redden. Van den Vos Reynaerde gaat over taal. Het is het mooiste Middeleeuwse werk dat er geschreven is.

AFRIKANIST
Crebolder, afgestudeerd als Afrikanist, verhuisde jaren geleden van Zeeland naar Limburg. Ze woont nu op een helling van de Sint Pietersberg in Maastricht. Ze heeft een grote, wilde tuin. In de jaren negentig zag ze daar opeens een vos. Het zette haar aan tot het schrijven van de gedichtenbundel Dansen Met Een Vos, verschenen in 1998. Bij hun eerste ontmoeting stelde
Hagenaars haar voor om een bloemlezing te maken van gedichten over uitsluitend de vos.
Hagenaars: ‘Veel dichters hebben iets over dit dier geschreven. Een vos is boeiend vanwege de tegenstrijdigheden. Hij is inventief maar ook beschadigend. Hij is moedig én overvoorzichtig. Hij is voorspelbaar in zijn onvoorspelbaarheid. Hij heeft iets dat we bewonderen en iets dat we afkeuren. Het is een soort Robin Hood met zijn schelmenstreken.’
‘Maar de mensen hebben de vos gedemoniseerd,’ vindt Crebolder. ‘Hij speelt voor veel mensen het zwarte schaap. Vossen
worden gezien als killers. Geen dier doodt echter om te doden. Ik ben eens een nacht opgebleven bij volle maan. Ik zag een vos de noten die van mijn notenboom waren gevallen doormidden breken. Hij houdt van noten, bessen, woelmuizen. Boeren zeggen dat vossen hun dieren opeten. Dat is nooit wetenschappelijk aangetoond. Niemand ziet het. De vos is een nachtdier dat zich niet laat zien. Hij loopt keihard weg als hij je opmerkt. Hij woont altijd alleen, op een of twee keer per jaar na als hij vrijt. Hij sluipt aan je voorbij. De vos is mysterieus.’
Crebolder en Hagenaars zijn, zij het niet dagelijks, en aantal jaren aan de bundel bezig geweest. Ze hebben in de grote bibliotheken duizenden poëziebundels doorgenomen. ‘Je moet echt veel van poëzie houden om zoiets te doen’, zegt Hagenaars.
De samenstellers wilden hun bundel aanvankelijk uitgeven bij een kleine, literaire uitgeverij in Bergen op Zoom. Die uitgever moest het project vanwege persoonlijke omstandigheden laten schieten. Ze kwamen vervolgens bij de jonge uitgeverij Gianni in Maastricht terecht. Hun bundel bevat veertig gedichten van verschillende dichters van na 1945. Het uitgangspunt was diversiteit.

ACHTERBERG
‘Sommige dichters zijn heel bekend: Gerrit Achterberg, Cees Buddingh’, Eva Gerlach, Hans Lodeizen, Hans Warren en Vlamingen zoals Maurice Gilliams. We hebben ook ongepubliceerd werk gekozen van jonge dichters. Sommige gedichten, zoals dat van Emma Crebolder, zijn helemaal aan de vos gewijd. Anderen hebben alleen woorden in de context. Het zijn niet allemaal serieuze gedichten. Er zit ook humor bij van bijvoorbeeld Krijntje Flop’, vertelt Hagenaars.
Behalve bij poëzielezers blijkt er voor de bundel belangstelling te bestaan bij jachtverenigingen. En bij het Vossengezelschap uit het Belgische Sint Niklaas. Dat zijn Reynaerdofielen die een tijdschrift met vossengedichten uitgeven. In veel culturen speelt de vos een grote rol. In sommige culturen is hij een god. In de Indiase cultuur is hij het symbool voor vruchtbaarheid. In Mali gebruiken priesters zijn sporen op een stukje land om de toekomst te voorspellen.

‘De fascinatie voor de vos is wereldwijd en van alle tijden!’

JOYCE ERNEST, BN/DESTEM, 2005

 

TWEE BLOEMLEZINGEN UIT VOSSENPOEZIE

Dat het karakter van de vos onvoorspelbaar is, ervoer Emma Crebolder recent andermaal. Terwijl zij samen met Albert Hagenaars volop bezig was met de samenstelling met een bloemlezing vossengedichten, vernam ze dat het Reynaert-genootschap bezig was met een themanummer over precies hetzelfde onderwerp.

Het gevolg is dat er nu kort na elkaar twee uitgaven zijn verschenen die geheel zijn gewijd aan gedichten over vossen: de bundel Die Felle… van Crebolder en Hagenaars én het zomernummer van Tiecelijn, het tijdschrift voor ‘Reynaerdofielen’.
‘Toen ik hoorde dat Tiecelijn er ook mee bezig was, heb ik direct hoofdredacteur Rik van Daele opgebeld. Die schrok in eerste instantie nogal maar ik wist meteen: het kan alleen maar aanvullend werken. Eigenlijk was hun opzet heel anders, omdat zij ook naar andere eeuwen keken en wij ons richtten op eigentijdse gedichten. We hebben heel goed samengewerkt met Van Daele, zodat er uiteindelijk maar vier overlappingen waren.

FASCINATIE
Crebolder komt uit het oostelijke deel van Zeeuws-Vlaanderen, het land van Reynaert de Vos, maar woont al geruime tijd in Maastricht. Op de middelbare school in Hulst werd haar liefde voor taal en literatuur gewekt. Ze ging poëzie schrijven, waarin de vos een voorname rol is gaan spelen. Die fascinatie kwam vooral tot bloei toen ze in haar tuin een vos zag. Het leidde tot de bundel Dansen met een vos, die in 1998 werd uitgegeven door De Koperen Tuin in Goes.
De vos wordt doorgaans afgeschilderd als sluw, als een rover, als een doder. ‘Maar het is juist helemaal geen killer. Voor mij is de vos vooral een mysterieus dier, omdat die bijna nooit zichtbaar is. Hij leeft heel solitair en is jaarlijks maar een korte periode samen met een mannetje of vrouwtje. Ik vind het een prachtig dier. Vooral het antropomorfe karakter, het lijken op de mens, boeit me.’
Het voornemen een bloemlezing van vossenpoëzie samen te stellen, sluimerde al lange tijd maar kreeg pas vorm toen Albert Hagenaars Crebolder voorstelde gedichten te verzamelen. ‘We hebben er uiteindelijk een paar jaar over gedaan, Het uitzoeken is ingewikkelder dan je denkt. Het heeft veel moeite gekost om voldoende eigentijdse gedichten te vinden die we zelf ook goed vonden’, zegt Crebolder. ‘Uiteindelijk zijn er maar een paar die echt over de vos gaan. In de rest komt het dier zijdelings voor, soms alleen als noodzakelijk rijmwoord.’
Crebolder en Hagenaars hebben van elke auteur één gedicht opgenomen. Tiecelijn legde zichzelf die beperking niet op, zodat de voornaamste vossendichters (Aleidis Dierick, Peter Holvoet-Hanssen en Emma Crebolder) daarin ruim zijn vertegenwoordigd.
In Die Felle…is vooral gestreefd naar diversiteit. Dat betekende ook keuzes maken, ‘Eva Gerlach heeft mij bijvoorbeeld nog een aantal vossengedichten gestuurd maar die leken te veel op Lied voor mijn minnaar van Aleidis Dierick, dus die konden we niet opnemen. We wilden juist allerlei aspecten belichten.’
Beide uitgaven verwijzen genereus naar elkaar. In het voorwoord van Tiecelijn staat dat ze ook ‘in samenklank’ geen staat maken p volledigheid. ‘Die is namelijk niet van deze aarde
 (…). Wie naar Reynaert speurt, verveelt zich nooit.’

ROLF BOSBOOM, PZC, 13-08-2005

 

 

Index  index